Ode aan de adem

Met de onweerstaanbare drang van een pasgeborene zuig ik mij vast aan een wereld die mij lief en leed is.

Ik adem. Drie zelfzekere teugen in, anderhalf getwijfel uit. Met het ventiel van mijn bestaan vakkundig dichtgesnoerd, vergat ik gaandeweg dat what goes in eventually must come out.

Ik ben een volhouder. Een vasthouder. Een houder van de adem. Ik hield altijd wel vaker dan ik gaf.

Als een vat vol luchtledigheid vul ik de netjes voorgevormde mal waar ik me nog zo vaak comfortabel mee verhoud. Ik ben een plaatje. Enig aan de buitenkant, geschaafd aan de binnenkant.

Uit alle ingezogen troep verzamel ik op dit moment slechts moed. Gewoon eens drie zelfzekere uithalen in de andere richting, naar buiten toe en het eerste barstje is een feit. Ik moedig mezelf aan en stel me voor hoe het er zou uitzien, ik die hier en nu uit deze voorgevormde voegen barst. Een statig monument van het zuiverste goud of simpelweg een smerig hoopje drek. Nog voor ik de aftrap van deze wilsdaad kan geven verzetten mijn longen zich al tegen dit revolutionaire idee en spannen de teugels nog strakker aan. Vijf keer in! De illusie van balans nog verder zoek.

Als een hongerig hamstertje blijf ik ondertussen indrukken verzamelen als nootjes om de barre wintermaanden verder door te komen. Mijn pootjes geklemd tussen de spaken van mijn ondertussen dolgedraaide loopradje, puf ik me verloren, de eindmeet tegemoet. The free is yet to come!

Wanneer de onverteerde resten van mijn zure maaginhoud onverbiddelijk besluiten op te spelen en de eindmeet niets anders lijkt te zijn dan simpelweg hetzelfde startpunt, ben ik eindelijk klaar om de kaars van dit uitzichtloze spel voorgoed uit te blazen.

Ik adem. Eindelijk uit.

Met hernieuwde moed herinner ik mezelf eraan dat what comes out altijd eerst een smerig hoopje drek is.

Dat gouden randje komt wel. Maar misschien nét wanneer we met onze enkeltjes diep in onze eigen shit durven te gaan staan.

Eva Baert